In het Klimaatakkoord is afgesproken dat in 2030 zo’n 1,5 miljoen bestaande woningen aardgasvrij zijn en in 2050 alle 8 miljoen woningen en kantoren. Om deze doelstellingen te behalen, wordt dit stapsgewijs aangepakt. Nederland is opgedeeld in 30 energieregio’s. Elke regio stelt een Regionale Energiestrategie op, met als onderdeel daarvan de Regionale structuur warmte. In de Transitie Visie Warmte (TVW) geven gemeenten vervolgens aan welke wijken er vóór 2030 van het aardgas worden gehaald. Een aardgasvrije energievoorziening betekent dat een duurzame bron in de warmtebehoefte voorziet.
Dat kan bijvoorbeeld warmte uit oppervlaktewater of afvalwater, zonthermie, ondiepe geothermie of restwarmte uit de industrie zijn. Hoe dit gaat gebeuren en wat de financiële consequenties zijn, wordt beschreven in een Wijkuitvoeringsplan (WUP) die door de inwoners in samenwerking met de gemeente wordt opgesteld. Dit laatste plan is de concretisering van alle voorgenoemde visies en strategieën. Hierin staat hoe de wijk wordt aangesloten op bijvoorbeeld een warmtenet met restwarmte uit de industrie of uit oppervlaktewater. De investerings- en exploitatiekosten van dergelijke installaties zijn erg hoog.
Gelukkig biedt de nieuwe SDE++ regeling kansen om dit soort projecten financieel haalbaar te maken. Hieronder volgen een aantal voorbeelden van duurzame warmteopwekking die in de nieuwe SDE++ regeling voor subsidie in aanmerking komen.
Binnen de categorie industriële restwarmte wordt naast de restwarmte van fabrieken ook die van datacenters bedoeld. De restwarmte hoeft niet met duurzame energie te zijn opgewekt. Het voordeel van het gebruik van restwarmte uit datacenters is dat deze altijd beschikbaar is. Het maakt niet uit of het een werkdag of in het weekend is, ’s avonds of overdag. De beschikbaarheid en het vermogen van deze warmtebron is constant. Voor sommige industrieën zal gelden dat er in daluren (’s avonds en in het weekend) minder warmte beschikbaar is, terwijl dit juist de momenten zijn dat woningen een verhoogde warmtevraag hebben. Aangezien we ook in de toekomst het internet blijven gebruiken, is het benutten van restwarmte van datacenters een toekomstbestendige warmtebron. Restwarmte van industrie heeft over het algemeen een hogere temperatuur dan de restwarmte van datacenters. Dit heeft als voordeel dat er minder aanvullende energie uit bijvoorbeeld een warmtepomp of biomassaketel nodig is om de afgifte-temperatuur op de gewenste hoogte te krijgen.
In een warmtevoorziening met aquathermie zijn de afnemers en de bron(nen) aangesloten op een warmtenet. Zoet, brak of zout oppervlaktewater (TEO) of gezuiverd afvalwater (TEA) geeft door middel van een warmtewisselaar de warmte af aan een warmtenet. Nederland kent veel water en ook veel wijken die aan oppervlaktewater liggen. Daarom is dit een techniek die veel potentie heeft. Bij TEO en TEA zal een ketel of warmtepomp ervoor moeten zorgen dat het water op de gewenste temperatuur komt. Aquathermie wordt vaak toegepast i.c.m. met een warmte- koudeopslag (WKO) om daarmee seizoensonafhankelijk te zijn, pieken in de vraag op te kunnen vangen en in de zomer ook voor koude te zorgen. Let wel, in de SDE++ regeling mag dezelfde installatie niet ook voor de levering van koude gebruikt worden, enkel voor de levering van warmte. Het argument hiervoor is dat er zonder subsidie een positieve businesscase mogelijk is wanneer een installatie warmte en koude levert.
De ogenschijnlijk eenvoudigste manier om op een duurzame manier in de warmtevraag te voorzien is door gebruik te maken van de warmte van de zon. Vaak wordt de beschikbaarheid van deze warmtebron als nadeel van zonthermie genoemd. Deze warmtebron is vooral beschikbaar in de zomer, als er weinig warmtevraag is. Daarom zijn er grote buffers nodig om ook tijdens de winter in de warmtebehoefte te kunnen voorzien. Dit argument is minder van belang op de Waddeneilanden, waar ruim 500 meer zonuren zijn dan gemiddeld in Nederland. Over het jaar gezien is hier de warmtevraag ook veel vlakker door de verhoogde warmtapwatervraag in het zomer(toeristen)seizoen. Maar dat het gebruik van zonthermie in een gemiddelde wijk in Nederland ook mogelijk is, liet mijn collega Ruud al eens zien in een eerder artikel dat hij schreef over dit onderwerp.
Bij ondiepe geothermie spreken we van een minimaal 500 meter diepe boring tot ongeveer 2.000 meter. Vanaf 500 meter diepte geldt de Mijnbouwwet en zal er o.a. een vergunning bij de Rijksoverheid aangevraagd moeten worden om te boren naar geothermie. De temperatuur op deze diepte ligt tussen de 20 en 55 °C en heeft meestal nog niet de gewenste afgiftetemperatuur. Dus ook bij deze techniek zal een warmtepomp ervoor moeten zorgen dat de temperatuur wordt verhoogd. Daarnaast kan een warmtepomp in de retourleiding ervoor zorgen dat het retourwater verder wordt teruggekoeld zodat er een groter temperatuurverschil tussen de productie- en injectieput van het geothermisch doublet wordt verkregen. Hierdoor is een groter geothermisch bronvermogen beschikbaar. Dit betekent dat er een minder groot volume aan water rondgepompt hoeft te worden, wat weer scheelt in de investeringskosten (minder grote pompen en leidingdiameters).
De nieuwe SDE++ regeling is zo vormgegeven dat de energietechnieken met zo laag mogelijke kosten per vermeden ton CO2 als eerste in aanmerking komen voor SDE++ subsidie. Voor de categorieën die in dit artikel genoemd zijn is dit de volgorde:
Dat de techniek met de laagste kosten per vermeden ton CO2 ook de beste en de goedkoopste oplossing is voor het aardgasvrij maken van een bepaalde wijk, is niet zonder meer te zeggen. Dit is namelijk van veel factoren afhankelijk. Waar bijvoorbeeld rekening mee gehouden moet worden is de afstand tussen de warmtebron en de plek van de warmtebehoefte. De aanleg van de infrastructuur kan namelijk grote invloed hebben op de investeringskosten van een project. Voor wat betreft de businesscase kan in het algemeen gezegd worden; hoe korter de afstand van de bron tot aan de plek waar de warmte wordt gebruikt, hoe beter. Voor technieken waarbij een warmtepomp wordt toegepast geldt daarnaast ook dat hoe beter de isolatie van woningen, hoe gunstiger. Er is dan een warmtepompinstallatie met een minder groot vermogen nodig, waardoor de investeringskosten lager zijn. Voor projecten met aquathermie is het voordeliger om de warmte uit stromend water te onttrekken (en af te geven) dan uit stilstaand water. Tot slot zijn er nog allerlei organisatorische, juridische, sociale en maatschappelijke argumenten die bepalen welke oplossing de beste is.
Wij zoeken het graag voor je uit en kunnen een vergelijking maken van de verschillende opties.
"Ik zoek uit welke warmtebron geschikt is voor jouw aardgasvrije wijk! "